Plus
Kan student straks rondkomen van de nieuwe basisbeurs?
De nieuwe basisbeurs voor studenten wordt geen vetpot, dat is wel duidelijk nu de kabinetsplannen zijn uitgelekt. Maar welke kosten maakt de gemiddelde student op kamers eigenlijk en wat is wél een reële tegemoetkoming?
Het is even schrikken voor de belangenverenigingen van studenten: het kabinet wil studenten een maandelijkse basisbeurs geven van 91 euro als zij nog bij hun ouders wonen en van 255 euro als zij op kamers zitten. Ter vergelijking: in 2015, vóór de invoering van het leenstelsel, lagen die bedragen respectievelijk op 102 euro en 286 euro per maand.
“De genoemde bedragen zijn een stuk lager dan wat een student nodig heeft om rond te komen,” constateert vicevoorzitter Joshua de Roos van de Landelijke Studentenvakbond. “Het kabinet is vooral bezig met de verdeling van de jaarlijks beschikbare pot geld van 1 miljard euro, terwijl 1,7 miljard euro noodzakelijk is om studenten uit de problemen te helpen.”
Niet uit de lucht gegrepen
Dat bedrag van 1,7 miljard is niet uit de lucht gegrepen, maar de optelsom van een doorrekening die het SER Jongerenplatform vorig jaar naar buiten bracht. Deze club heeft bekeken hoeveel basisbeurs studenten moeten krijgen zodat ze (gemiddeld genomen) niet meer hoeven te lenen om in de dagelijkse kosten en studiekosten te voorzien. De gedachte is dan dat ze minimaal 12 uur per week werken, hun eventuele recht op zorg- en huurtoeslag verzilveren en dat ouders bijdragen aan de dagelijkse uitgaven.
In dat geval zou volgens het SER Jongerenplatform een basisbeurs van 112 euro per maand voor thuiswonende studenten volstaan en van maximaal 421 euro per maand voor studenten op kamers, minus ontvangen huurtoeslag. Overigens is dan ook een verhoging van de inkomensafhankelijke aanvullende beurs (voor studenten met ouders met lagere inkomens) noodzakelijk, wordt benadrukt.
Als het aan het kabinet ligt, belandt die aanvullende beurs straks op maximaal p 419 euro per maand. Het inkomensplafond van de ouders voor een minimale aanvullende beurs komt te liggen op 53.900 euro. Om de hele extra beurs te krijgen, moet het inkomen van de ouders 34.600 euro of lager bedragen.
Arjan Vliegenthart, directeur-bestuurder van het Nibud, vindt dat onderdeel het interessantst. “We moeten de officiële plannen nog doorrekenen, maar ik ben vooral benieuwd of de inkomensgrenzen voor de aanvullende beurs wel goed in elkaar zitten. Want het is prima dat ouders hun kinderen helpen, maar ze moeten het financieel wel kunnen bolwerken.”
Besparingstips
Het Nibud heeft op de website ook besparingstips staan voor studenten zelf, om beter rond te komen. Zo moeten ze goed hun inkomsten en uitgaven bijhouden. Ook kunnen ze relatief gemakkelijk en op korte termijn besparen op uitgaven als eten en drinken, kleding, sport, hobby’s, uitgaan en abonnementen. Bij vaste lasten zoals huur, collegegeld en verzekeringen, is dat veel moeilijker.
In het algemeen is Vliegenthart gematigd positief over het kabinetsvoorstel, dat het omstreden leenstelsel gaat vervangen. “Het is goed dat weer onderkend wordt dat studeren geld kost en dat studenten financiële steun krijgen. Met de huidig voorgestelde bedragen moeten ze nog steeds blijven werken óf lenen óf naar hun ouders of een combinatie van dat alles, maar het wordt per saldo allemaal wat makkelijker voor studenten.”
Lisanne de Roos, voorzitter Interstedelijk Studenten Overleg, spreekt ook van ‘een stap in de goede richting’. “Maar de bedragen die nu worden genoemd, zijn nog niet hoog genoeg om studenten goed op weg te helpen. Ik hoop dat er komende tijd wordt gekeken naar een werkende oplossing.”
Huishoudboekje per maand voor uitwonende student
Huur: 426 euro
Boodschappen: 173 euro
Studieboeken en -benodigdheden: 49 euro
Vervoer (naast de ov-kaart): 72 euro
Ontspanning, uitgaan en sport: 124 euro
Kleding en schoenen: 53 euro
Zorgverzekering: 115 euro
Telefoon: 19 euro
Bron: Nibud Studentenonderzoek 2021