PlusBoekrecensie
Nieuwe Booker Prizenominatie van Richard Powers: een coda bij een monumentaal eco-epos
Wat voor kanttekeningen je er ook bij kon plaatsen (overvol, onevenwichtig, prekerig) – dat Richard Powers’ vorige roman Tot in de hemel (2018) een in omvang en ambitie monumentaal eco-epos was, lijdt geen twijfel. Een ingenieus literair vlechtwerk, waarin negen personages betrokken raakten bij de wonderen van het oerbos en de strijd tegen vernietigende houtindustrie aan de Amerikaanse Westkust.
Het leverde Powers onder andere een Pulitzer Prize en een plek op de shortlist van de Booker Prize op. Het grootste lezerspubliek dat hij in zijn dertigjarige loopbaan had gekend. En, vertelde hij onlangs in The New York Times, het vermoeden dat hij misschien wel was uitgeschreven.
Woedeaanvallen
Toch kwam zijn dertiende roman er: Verwilderd. Een voor zijn doen compacte roman, inmiddels ook genomineerd voor de Booker, die je als coda bij de voorgaande zou kunnen lezen.
Vintage Powers is het sowieso.
Het verhaal speelt in een nabije toekomst en draait om de 45-jarige astrobioloog Theo Byrne en diens zoon, Robin. De eerste doet lobbywerk voor de bouw van een geavanceerde ruimtetelescoop, onder meer door fictief (maar wetenschappelijk gefundeerd) leven op denkbeeldige exoplaneten te beschrijven.
Werk dat deels niet erg voorspoedig verloopt door het politieke klimaat onder een Trumpiaanse gruwelpresident, maar vooral doordat Theo als recente weduwnaar zijn handen vol heeft aan zijn negenjarige zoon.
Want Robin is een extreem gevoelig jongetje, gediagnosticeerd met asperger, ocd én adhd, dat hevig lijdt onder het gemis van zijn moeder en berichten over uitstervende diersoorten; met somberheid en explosieve woedeaanvallen tot gevolg.
Briljante plot
Behandeling met psychoactieve medicijnen wijst Theo af, maar experimentele ‘gedecodeerde neurofeedback’ lijkt het ei van Columbus. Kort gezegd: Robin wordt blootgesteld aan de opgenomen hersenactiviteit van een evenwichtig persoon, van wie hij zo het temperament (en deels de kennis) overneemt.
In zijn geval is die persoon zijn eigen moeder, dierenactiviste Alyssa, die omkwam bij een auto-ongeluk doordat ze plotseling moest uitwijken voor een opossum. (Typerend: bij Powers is dat laatste níét grappig bedoeld.) Waarop Robin zich ontwikkelt tot een soort ornithologisch achterneefje van Greta Thunberg.
De ecoboodschap is opnieuw niet subtiel. Maar de plot is wel van begin tot eind briljant geconstrueerd. Terwijl gesprekken tussen vader en zoon bij vlagen oprecht ontroeren.